ROERMOND - De rechtbank in Roermond heeft Bureau Jeugdzorg (BJZ) in het gelijk gesteld, in een beroepsprocedure tegen de gemeenten Maasgouw, Leudal, Echt-Susteren, Roermond en Weert. BJZ stelt dat zeven Midden-Limburgse gemeenten (Nederweert en Roerdalen volgen de genoemde gemeenten in hun standpunt) de subsidies over het jaar 2016 te laag hebben vastgesteld.
Afspraak
Volgens BJZ hebben gemeenten ten onrechte geen rekening gehouden met een volgens hun afgesproken marge. De gemeenten stellen dat deze afspraak weliswaar over 2015 gemaakt is, maar dat deze afspraak niet over het jaar 2016 gemaakt is. BJZ is van mening dat deze afspraak weliswaar niet schriftelijk is vastgelegd, maar dat dit wel mondeling is besproken. Het gaat over een bedrag van bijna 250.000 euro voor de hele regio
Midden-Limburg.
Gegrond
De rechtbank is nu van oordeel dat BJZ erop mocht vertrouwen dat de in het verleden gemaakte afspraken rondom de
subsidie ook voor 2016 golden. Het beroep van BJZ is door de rechtbank dan ook gegrond verklaard. De betreffende gemeenten gaan in
hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de
Raad van State. De colleges van de Midden-Limburgse gemeenten zijn gezamenlijk van mening dat de uitspraak van de rechtbank Limburg onvoldoende recht doet aan het gevoerde verweer van de gemeenten. In de uitspraak gaat rechtbank Limburg volgens de betrokken gemeenten te zeer uit van indirect bewijs, veronderstellingen en aannames.
Bestuurlijk signaal
Wethouder
Mart Janssen van de gemeente Leudal, namens de betrokken Midden-Limburgse gemeenten: 'Hoewel er met het aantekenen van hoger beroep absoluut geen garantie is dat we als gemeenten in het gelijk worden gesteld, zijn we bestuurlijk van mening dat de rechtbank Limburg de feiten op juiste wijze dient te bekijken en beoordelen. Een gemeente handelt in alle gevallen in het belang van de gemeenschap, en in deze situatie meer specifiek in het belang van onze jeugd. Iedere gemeente doet dit bovendien met gemeenschapsgeld. Wij vinden het als colleges van de zeven Midden-Limburgse gemeenten dan ook niet te verantwoorden om ons zomaar neer te leggen bij een uitspraak, die in onze ogen onvoldoende die betreffende belangen afweegt en te zeer gebaseerd is op aannames en indirect bewijs. Wij zien het als een bestuurlijk signaal in deze specifieke casus, maar ook naar toekomstige juridische kwesties. Handelen in de geest van de wet is goed, maar het mag niet zonder meer ten koste van gaan van de regel van de wet'.